Duval, Maïté Nederland
Speciale tentoonstelling 'Ainsi-soit elle'
Skulpturengarten Gerolstein exposeert tot 1 oktober de beeldhouwwerken van de Frans-Nederlandse kunstenares Maïté Duval. De grote bronzen vrouwenfiguren, intieme dubbelportretten en etudes worden voor het eerst tentoongesteld sinds Maïtés overlijden, op 2 november jl.
Maïté Duval (Renazé, 1944 - Zutphen, 2019) verwierf brede bekendheid met een geheel eigen oeuvre van robuuste vorm, beweging en vrouwelijkheid. Haar figuratieve beelden zijn te vinden in openbaar kunstbezit, geliefd bij verzamelaars en opgenomen in tal van museale collecties. Ainsi Soit-elle (1992), dat nu ook in Gerolstein te zien is, is kenmerkend voor haar kunst: heldere en warme vormen, volumes vol rust en sereniteit en tegelijkertijd een bronzen huid waarbinnen zich een intense spanning ontvouwt. Dit is een wereld vol aardse vrouwelijkheid, vol schoonheid in het alledaagse - en daarom zo bijzonder.
De titel van het beeld, Zoals zij is, is ook de titel van dit postuum eerbetoon. Skulpturengarten Gerolstein exposeert met trots twaalf grote en vijftien kleinere beeldhouwwerken van deze charmante, maar o zo sterke Frans-Nederlandse kunstenares. Zoals zij was: in een voortdurend zoeken tussen zelfbewuste vrouwenfiguren vol levenslust aan de ene kant, en ingetogen, welhaast broze naakten en (dubbel)portretten aan de andere.
Twee prachtige voorbeelden van Maïté's vitale werk zijn in de tuin te bewonderen. In De Sprong (1987) komen de ruw geboetseerde borst, mannenbuik en de gespierde bovenbenen tot een explosie van dans en beweging. Het grote formaat en de energie lijken haar beelden soms als het ware boven het leven uit te tillen. Volupté (1999) is een heuse ode aan vitale vrouwelijkheid: een enorme, extatische godin.
Arcade (2001), het eerste beeld dat Maïté maakte na de dood van haar man in 1999, markeert de andere kant in haar werk. Het beeld buigt, reikt, verlangt... De titel verwijst niet alleen naar de gebogen pose van het lichaam; het is alsof Maïté zélf probeerde een brug te slaan naar haar overleden partner. Een schrijnend en gedurfd werk. De beelden en dubbelportretten die erop volgden zijn melancholisch en verwijzen naar moederschap, liefde en intimiteit. Malade d'amour (2002), Verdriet (2007) en Aime-moi (2008) zijn ontroerende getuigenissen van een allesverzengende liefde.
In haar laatste jaren keerde Maïté terug naar de levendigheid van haar eerdere vrouwenfiguren, maar ingetogener, rijper. Ze experimenteerde met abstrahering en de patine van het brons. Feu de Lune, eigenlijk alleen een onderlichaam, brengt met zijn speelse titel en pure, bijna abstracte vorm een veelvoud van associaties mee: een oermoeder, een gewone vrouw, een guitige minnares, een kunstenares die zichzelf bleef vernieuwen.